2 Koningen 2:3

SVToen gingen de zonen der profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.
WLCוַיֵּצְא֨וּ בְנֵֽי־הַנְּבִיאִ֥ים אֲשֶׁר־בֵּֽית־אֵל֮ אֶל־אֱלִישָׁע֒ וַיֹּאמְר֣וּ אֵלָ֔יו הֲיָדַ֕עְתָּ כִּ֣י הַיֹּ֗ום יְהוָ֛ה לֹקֵ֥חַ אֶת־אֲדֹנֶ֖יךָ מֵעַ֣ל רֹאשֶׁ֑ךָ וַיֹּ֛אמֶר גַּם־אֲנִ֥י יָדַ֖עְתִּי הֶחֱשֽׁוּ׃
Trans.wayyēṣə’û ḇənê-hannəḇî’îm ’ăšer-bêṯ-’ēl ’el-’ĕlîšā‘ wayyō’mərû ’ēlāyw hăyāḏa‘ətā kî hayywōm yəhwâ lōqēḥa ’eṯ-’ăḏōneyḵā mē‘al rō’šeḵā wayyō’mer gam-’ănî yāḏa‘ətî heḥĕšû:

Algemeen

Zie ook: Beth-El, Elisa (profeet)

Aantekeningen

Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֵּצְא֨וּ

Toen gingen

בְנֵֽי־

de zonen

הַ

-

נְּבִיאִ֥ים

der profeten

אֲשֶׁר־

die

בֵּֽית־

-

אֵל֮

te Beth-El

אֶל־

waren, tot

אֱלִישָׁע֒

Elísa

וַ

-

יֹּאמְר֣וּ

en zeiden

אֵלָ֔יו

-

הֲ

-

יָדַ֕עְתָּ

tot hem: Weet gij

כִּ֣י

dat

הַ

-

יּ֗וֹם

heden

יְהוָ֛ה

de HEERE

לֹקֵ֥חַ

wegnemen zal

אֶת־

-

אֲדֹנֶ֖יךָ

uw heer

מֵ

-

עַ֣ל

-

רֹאשֶׁ֑ךָ

uw hoofd

וַ

-

יֹּ֛אמֶר

En hij zeide

גַּם־

het ook

אֲנִ֥י

Ik

יָדַ֖עְתִּי

weet

הֶחֱשֽׁוּ

wel, zwijgt gij stil


Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!